Het Carpaal Tunnel Syndroom (CTS)
Leestijd: 4 minutenHet Carpaal Tunnel Syndroom (CTS) is een veelvoorkomende aandoening die ongemak en pijn in de handen en polsen veroorzaakt. Het treedt op wanneer de nervus medianus, ook wel de middenhandszenuw genoemd, één van de grote armzenuwen, ter hoogte van de pols bekneld raakt. Deze zenuw, die de tastzin en het gevoel in de duim, de wijsvinger, middelvinger en de helft van de ringvinger verzorgt, loopt, samen met negen buigpezen, door een tunnel. Deze tunnel wordt aan de onderkant afgesloten door de handwortelbeentjes en aan de bovenkant via een bindweefselplaat. Als door een zwelling van weefsel, bijvoorbeeld van één of meer van de buigpezen, de ruimte in de tunnel te klein wordt, raakt de zenuw in de knel, met hinderlijke klachten tot gevolg.
Oorzaken
De oorzaak van het ontstaan van CTS is in veel gevallen onbekend. Toch zijn er wel enkele uitlokkende factoren aan te wijzen die van invloed kunnen zijn op het ontstaan ervan. Zo kunnen repetitieve (steeds herhalende) hand- en polsbewegingen, vooral bij het uitvoeren van activiteiten, zoals typen, breien of het gebruik van handgereedschap, een CTS uitlokken. Daarnaast zijn letsel aan de pols, zoals een breuk of verstuiking, een zwelling van de weefsels in de carpale tunnel, als gevolg van ontsteking, bijvoorbeeld bij reumatoïde artritis of hormonale veranderingen, zoals tijdens zwangerschap of menopauze, triggers die kunnen leiden tot klachten van CTS.
Symptomen
Mensen met CTS ervaren vaak een combinatie van de volgende symptomen in de handen en polsen:
- Tintelingen, gevoelloosheid of een branderig gevoel, vooral in de duim, wijsvinger, middelvinger en een deel van de ringvinger.
- Een prikkende pijn in de handpalm.
- Verminderde kracht en grip in de handen, waardoor dagelijkse taken moeilijk kunnen worden.
- Pijn die uitstraalt naar de onderarm, de elleboog en soms naar de schouder.
- Pijnklachten die ’s nachts, in rust, toenemen. Vaak wordt iemand met CTS dan ook wakker, waardoor een verstoorde nachtrust geen onbekend verschijnsel is.
Een diagnose stellen
Een arts kan CTS meestal vrij eenvoudig vaststellen door fysiek onderzoek. Soms zijn aanvullende tests noodzakelijk, zoals een elektromyografie (EMG), een echo en/of een zenuwgeleidingsonderzoek. Deze tests, die in een ziekenhuis of diagnostisch centrum worden uitgevoerd, helpen bij het beoordelen van de zenuwfunctie en hiermee bij het bevestigen van de diagnose.
Behandelingsmogelijkheden
Als een CTS wordt vastgesteld, dan zal er als eerste een conservatieve behandeling worden voorgeschreven met rust en met het vermijden van activiteiten die de symptomen verergeren. Vaak zal ook het dragen van een polsbrace, samen met het uitvoeren van specifieke handoefeningen, worden aangeraden.
In een aantal gevallen kan ook medicatie worden voorgeschreven in de vorm van niet-steroïde ontstekingsremmende geneesmiddelen (NSAID's) als ibuprofen, naproxen of diclofenac. Dit kan zowel in pil- of in gelvorm die op de pols gesmeerd wordt. Ook kunnen corticosteroïdinjecties worden voorgeschreven om de ontsteking te verminderen en pijn te verlichten.
Een fysiotherapeut kan helpen bij het aanleren van specifieke oefeningen om de spieren en pezen in de hand en pols te versterken, de mobiliteit te verbeteren en de pijn te verminderen.
In ernstige of steeds terugkerende gevallen kan een operatie genaamd een carpaal tunnel release worden overwogen. Tijdens deze procedure wordt de carpale tunnel vergroot door het doorsnijden van het bindweefseldak aan de bovenkant van de tunnel. Hierdoor krijgt de tunnel meer ruimte en neemt de druk op de middenhandszenuw af.
Hoewel CTS niet altijd kan worden voorkomen, zijn er wel enkele maatregelen die men kan nemen om het risico te verminderen, zoals het zorgen voor een goede houding tijdens het werken, het regelmatig pauzeren om de handen te strekken en te ontspannen en het vermijden van repetitieve bewegingen zonder voldoende rustperiodes.